Poort naar de oneindigheid
De poort naar de oneindigheid gaat open. Daarachter ligt het dus. Het land waarvan iedereen doomt, maar waar niemand mag komen. Een man stapt uit het duister in het spaarzame licht. Hij draagt een zak op zijn rug. Hij loopt in mijn richting en zucht eens diep als hij mij in het voorbijgaan ziet.
De poort is een gapend gat aan het eind van de steeg. De oneindigheid start op nog geen 50 meter van waar ik zit. Het pad ernaartoe lijkt onwaarschijnlijk ver weg. Ik wil opstaan, maar ik twijfel. Twijfel die aanvoelt als een eeuwigheid. Durf ik het aan om naar de poort te lopen en in het donkere gat te stappen, in een wereld die ik niet ken. Oneindig zwart voor mijn ogen. Elke stap is daar een lichtjaar ver.
Ik voel een hand op mijn schouder. Het is niet de man die ik eerder zag, maar de ober die vraagt of ik betalen kan.Ik wijs naar de poort die nu gesloten is. Heb ik iets gemist?